-
1 happen
v. gebeuren[ hæpən]2 toevallig verschijnen ⇒ toevallig komen/gaan/zijn♦voorbeelden:1 as it happens/happened • toevallig, zoals het nu eenmaal gaat/gingit (so) happened that we heard it • toevallig hoorden we hetshould anything happen to him • mocht hem iets overkomenI happened (up)on it • ik trof het toevallig aan/stuitte erop -
2 should anything happen to him
should anything happen to him
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский